“Zoetermeer omarmt optoppen. Inmiddels zijn er al vijf woningen opgeleverd en er komen er dit jaar zeker nog achttien opgetopte woningen bij. Als het aan de Zoetermeerse wethouder Ronald Weerwag van onder andere Wonen ligt, loopt dat aantal nog ‘flink’ op tijdens de huidige collegeperiode. “Wij kijken hier in Zoetermeer meer naar de kansen die optoppen biedt, dan naar de bedreigingen.” De focus ligt wat hem betreft bij wat hij het laaghangend fruit noemt. “Dat betekent samen met de woningcorporaties
Halverwege het gesprek merkt Ronald Weerwag op dat hij veel met de Zoetermeerse daken bezig is. Lachend: “Ik heb hier op het stadhuis zelfs de bijnaam ‘Kapitein daktuin’.” Dat laatste heeft alles te maken met zijn inzet om waar mogelijk daken te vergroenen of er zelfs ontmoetingsruimten te realiseren. “Het is ook een goed middel tegen bijvoorbeeld hittestress, maar ook voor waterberging en energieopwekking. Zo laten we meerdere opgaves op daken landen.”
Hij is enthousiast over het principe van optoppen. “Laten we eerlijk zijn, je kunt zeker op de jaren zestig, zeventig en tachtig flats prima woningen realiseren. Zonder dat je hiervoor logistieke ingrepen hoeft te doen.” Tegelijkertijd erkent hij als geen ander dat niet alle inwoners over optoppen zo enthousiast zijn als hij. Omwonenden maken bezwaar omdat een hoger gebouw bijvoorbeeld het licht in de tuin wegneemt. Meer bewoners in de wijk betekent meer drukte en een grotere parkeerdruk. En bewoners van de op te toppen complexen maken bezwaar tegen de overlast of het feit dat de bovenste bewoners bovenburen krijgen. “Het is natuurlijk gewoon een interessante discussie,” zegt Weerwag hierover. “Want we hebben wel te maken met mensen die vragen woningen te bouwen voor hun kinderen en tegelijkertijd ook daar allerlei bezwaren in zien. Maar op een gegeven moment is natuurlijk de vraag, welk belang weegt nou zwaarder?”
Tegelijkertijd heeft het volgens hem ook zoiets van onbekend maakt onbemind. “Dus ik denk dat het vooral begint met informeren over wat optoppen bewoners en omwonden kan bieden. Daar zitten enorm veel kansen in voor de gehele buurt. We kunnen ermee zorgen dat mensen in hun eigen straat kunnen blijven wonen. Of misschien wel op het gebouw waar ze al dertig jaar wonen.” Volgens Weerwag is het belangrijk om vooral daar het gesprek met bewoners en omwonenden over aan te gaan.
Wat hem betreft gaat hij met dat verhaal ook met Verenigingen van Eigenaren in gesprek. Immers, in de wijken waar de gemeente met optoppen aan de slag wil, zijn veel appartementen in handen van particuliere eigenaren. “We zien dat VvE’s toch ook financieel voordeel van optoppen kunnen hebben. Met de opbrengst kunnen VvE’s enerzijds achterstallig onderhoud wegwerken of een duurzaamheidsslag maken. Ik denk dat we op dat punt de verbinding moeten maken. En dan niet als pressie- of dreigingsmiddel in de zin van ‘we helpen alleen met verduurzamen als je ook gaat optoppen’. Maar juist de kansen benadrukken. Ik denk dat we daarmee echt wel VvE’s meekrijgen.”
Ruimtelijke vraagstukken
Overigens steekt hij niet onder stoelen of banken dat het toevoegen van woningen andere ruimtelijke vraagstukken met zich meebrengt. “Inderdaad parkeren, druk op de omgeving. Maar daar kun je wel op sturen. Het zal duidelijk zijn dat wanneer je woningen voor jongeren realiseert de parkeerdruk minder hoog is dan wanneer je gaat bouwen voor tweeverdieners. Dus ik denk dat je vooral ook heel goed moet kijken naar voor wie ga je dan optoppen?”
Over hoeveel woningen het optoppen Zoetermeer kan opleveren, is hij optimistisch. “We zijn nu met de provincie Zuid-Holland én woningcorporaties samen het lokale potentieel aan het inventariseren. Want daar zit laaghangend fruit. Het zou mij niet verbazen als we met de corporaties uitkomen op enkele honderden in de komende jaren toe te voegen woningen.”
Steun
Minister De Jonge is een bekend groot voorstander van optoppen en heeft daar dan ook hoge verwachtingen van. Over een antwoord op de vraag welke steun Weerwag van de minister verwacht hoeft hij niet lang na te denken. “Het zou enorm helpen als we als vergunningverlener de optopconcepten die er zijn ook op een conceptuele manier kunnen inrichten. Met andere woorden, dat we niet per gemeente allerlei dingen moeten gaan verzinnen en doen om die bouwvergunningen te kunnen verlenen. Dat kost onnodig veel tijd en geld. Daarvoor moet de minister zorgen dat de concepten die er zijn, in één mandje met een strik erom voor gemeenten klaarliggen.”