Steden en betonindustrie kunnen zeker op korte termijn niet zonder elkaar en al helemaal niet wanneer die steden circulair willen zijn. Dat stelt Karel Van den Berghe, assistent-professor van de TU Delft, op basis van onderzoek naar de relatie tussen betonindustrie en de stad Den Haag in een circulaire economie. Conclusie: de stad kan niet zonder betonmolens op korte afstand en dat geldt voor meer circulaire bedrijvigheid.
Hoog tijd dat gemeentebesturen goed gaan nadenken over hun bedrijvigheid. Anders zou het weleens kunnen dat ze spijt krijgen van het omvormen van bedrijfsterreinen tot woonwijken. ,,In Parijs is het gebeurd dat industrie en logistiek aan de Seine, dichtbij de binnenstad, moesten wijken voor recreatie. Inmiddels is dat teruggedraaid, omdat goederen niet meer via de weg in de stad kwamen. Maar die dubbele herontwikkeling heeft enorm veel gemeenschapsgeld gekost. Denk dus goed na als gemeente voordat je ontwikkelingen in gang zet die je moeilijk kunt terugdraaien. Het kan zijn dat je dat uiteindelijk toch moet doen.”
Bedrijvigheid nodig
Van den Berghe houdt zich bezig met ruimtelijke economie en onderzocht het belang van industrie voor een circulaire stedelijke omgeving. ,,Circulair is meer dan alleen circulaire woningen neerzetten. Om die woningen te bouwen en te onderhouden heb je bedrijvigheid nodig. Je kunt materialen van dichtbij halen, maar ook van verder weg. Bij vloeibaar beton is dat anders. Dan kun je maximaal 25 kilometer van de betonmolen zitten, ook met circulair beton.”
Om de hele stad Den Haag te kunnen bedienen zijn er maar twee betonfabrieken die daaraan voldoen, èèn in Den Haag zelf en èèn in Delft. In principe zou al dat beton circulair gemaakt kunnen worden. De technologie is zover, de markt nog niet.
Uit het onderzoek bleek ook dat de omvang van beton dat in Den Haag vrijkomt door sloop net zo groot is als dat voor nieuwbouw. ,,Hypothetisch zou je dus honderd procent circulair kunnen zijn, want vraag en aanbod is in evenwicht. En er zijn twee betonmolens die potentieel deze vraag en aanbod zouden kunnen verbinden met elkaar.”
Betoncentrale waarschijnlijk weg
De betoncentrale in de Binckhorst in Den Haag verdwijnt hoogstwaarschijnlijk omdat de gemeente er een woonwijk aan het ontwikkelen is en daar is voor zware industrie geen plaats. Het gebied is nu nog een mengeling van industrie en wonen maar zal geleidelijk vooral een woongebied worden.
Van den Berghe: ,,Begrijp me niet verkeerd. Vanuit een goede ruimtelijke ordening hoort zware industrie niet thuis in een woonwijk. Je moet geen zware vrachtwagens door woonwijken laten rijden, want de gevolgen kunnen verschrikkelijk zijn. De Binckhorst moet dus af van zijn zware industrie. Maar dat betekent dan ook dat beton, ook circulair, van ergens anders moet komen. Ook het beton dat nodig is om de Binckhorst te bouwen en herbouwen als woonwijk.”
Als die betoncentrale in Den Haag verdwijnt, is er binnen 25 kilometer alleen nog een betonmolen in Delft. Van den Berghe: ,,Maar dan komt het, want waarschijnlijk duurt het niet zo lang meer totdat ook deze in Delft sluit, ten gunste van wonen en minder zware industrie. En dan is de kans heel klein dat er snel een goede plaats dichter bij Den Haag gevonden wordt.”
Betonindustrie heeft namelijk een kade nodig voor de aanvoer van grondstoffen – en in de toekomst ook afval als grondstof-, maar zo’n omgeving langs het water is ook heel interessant voor woningbouw.
Nare verrassingen
,,Woningen langs het water zijn populair en worden steeds meer vanuit circulaire principes gebouwd. Maar de paradox is dus dat deze circulaire woningen de functies wegduwen die we nodig hebben om circulair te bouwen en herbouwen. En dit geldt niet alleen voor beton, maar ook voor andere producten. Ook producten die je in principe wel eindeloos ver zou kunnen transporteren. Je kunt dus wel voor nare verrassingen komen te staan als je niet nadenkt over welke industrie je nodig hebt.”
Hij vervolgt: ,,Mijn advies is om er vanuit te gaan dat industrie waarde heeft, zeker naar de toekomst toe. Daarmee wil ik niet zeggen dat dat geldt voor alles wat nu op een bedrijventerrein zit. Van een Gamma of een Praxis kun je je afvragen of die nou op diè plek zouden moeten zitten. Beter zou je daar innovatieve bedrijven kunnen vestigen die verbonden zijn met kennisgebieden, maar die wel ruimte nodig hebben voor bedrijvigheid en logistiek.”
Extra kilometers
Van den Berghe en zijn onderzoekscollega’s berekenden ook hoeveel extra kilometers betonwagens zouden moeten maken als de centrale in Den Haag er niet meer zou zijn en alles door die in Delft gemaakt zou moeten worden. De uitkomst: met het rijden van sloopbeton naar de centrale en met nieuw beton naar bouwlokaties verdubbelt het aantal kilometers ruim naar ongeveer 15.000 kilometer per jaar.
Van den Berghe: ,,Dat zou ongeveer leiden tot een extra CO2-uitstoot van 5000 ton. En zelfs als je het met elektrische wagens zou doen, is het ongewenst. Voertuigen zijn namelijk langer op de weg, op wegen die nu al verzadigd zijn. Dat is net de reden waarom men in Parijs die kade teruggegeven heeft aan de industrie. En dat kan heel snel ook zo blijken voor Den Haag.”
Maatschappelijke waarde
Hij constateert dat gemeenten op dit moment nog niet zo heel erg, maar wel steeds meer bezig zijn met nadenken over de waarde van industrie in een stedelijke omgeving. ,,Het is een log schip om te keren. In feite doen gemeenten vandaag vooral wat ze al decennia lang goed doen: het ontwikkelen van woningen. Dan is het ook niet vreemd dat na een tijdje de kennis en waarde van bedrijventerreinen in steden wat minder wordt.”
Hij ziet dat in bijvoorbeeld de Verenigde Staten het belang van de industrie veel scherper in beeld is. ,,Industrie en de locaties daarvan worden niet altijd bekeken vanuit financiële grondwaarde, want dan wint wonen natuurlijk altijd. De waarde wordt daar uitgedrukt in strategische maatschappelijke waarde. Vanuit die richting geredeneerd neemt industrie in of nabij steden alleen maar toe. Dan is het goed om daar ruimtelijk ook rekening mee te houden.”