Tegen de achtergrond van de Tijdelijke Rechtbank in Amsterdam ontmoetten in april verschillende BNA-architecten en VERAS-sloopbedrijven elkaar. Wat kunnen zij van elkaar leren en voor elkaar betekenen? Veel, zo bleek.
Zeker wanneer architecten tijdens het ontwerpproces een tijdreis naar de toekomst willen maken door ‘design for re-assembly’ te hanteren én sloopbedrijven beter ontsluiten welke bouwelementen en -materialen al beschikbaar zijn. Zo’n nauwere samenwerking zou wel eens een heel nieuwe route richting de circulaire toekomst kunnen ontsluiten.
Door een nauwere samenwerking is al direct waarde te creëren, leerde de bijeenkomst. In een ideaal (circulair) scenario worden gebouwen namelijk zo ontworpen dat elementen en materialen volledig en hoogwaardig herbruikbaar zijn. Er zijn echter op dit moment nog een aantal zaken die hoogwaardig hergebruik belemmeren, zoals de wetgeving en gebrek aan losmaakbaarheid.
De sleutel voor veelzijdigheid
De Tijdelijke Rechtbank toont echter aan dat door slim te ontwerpen er veel meer mogelijk is. “Het gebouw is door ons ontworpen als een kit-of-parts”, zegt Menno Rubbens, directeur van cepezed projects. Hierdoor is het losmaakbaar, adaptief, remontabel, te verhuizen, robuust én universeel. Het is die logica waaraan het ontwerp en de constructie hun kracht en veelzijdigheid ontlenen. Want niet alleen kan dit gebouw een nieuw leven krijgen, door de logica is het gebouw ook veelzijdig en geschikt voor vele functies.
Nieuwe functie, nieuwe aannemer
De ontwerplogica, de structuur, de materialisatie en de uitwerking van aannemer Du Prie en Cepezed Projects (dpcp) stelt Lagemaat – het sloopbedrijf verantwoordelijk voor de demontage van de Tijdelijke Rechtbank – in staat om het gebouw efficiënt te verhuizen. Waardoor aannemer Groothuis – die de rechtbank als kantorencomplex herbouwt in Enschede – het gebouw bijna volledig opnieuw kan inzetten. Dat is bijzonder! Mede omdat Lagemaat en Kuijpers nog niet in beeld waren op het moment dat dpcp het gebouw ontwikkelde. Waren ze dat wel geweest, dan waren de extra ogen van de sloopaannemer een waardevolle toevoeging geweest, blijkt tijdens de meeting. “De trap en treden zijn volledig demontabel, terwijl het voor ons handiger is om de trap als één geheel te op te pakken. En de zwevende vloeren mogen groter zijn, omdat dat economischer is qua vervoer”, zegt Arend van de Beek van Lagemaat. “Dat zijn onderdelen van het leerproces dat we nu met elkaar doormaken.”
Ongecompliceerde logica
Om circulariteit gestalte te geven is het nodig dat architecten en sloopaannemers elkaar veel meer spreken en niet langer – zoals in een lineair bouwproces – het begin en eind van de cyclus vertegenwoordigen. Al is het maar omdat de ongecompliceerde logica van sloopbedrijven andere bouwpartijen de ogen kan openen. Op de vraag aan Van de Beek welke waarde bijvoorbeeld een spant vertegenwoordigt, zegt hij: “Er wordt bij een auto ook niet gevraagd naar de waarde van de stoel of de pook, het gaat om het geheel.” Bij gebouwen die – zoals de Tijdelijke Rechtbank – zijn ontworpen voor remontage is dat niet anders; opgebouwd als een kit-of-parts vertegenwoordigen de elementen de grootste waarde wanneer ze in een gebouw (weer) samenkomen.
Hoogwaardig hergebruik van elementen
Daarnaast benadrukken Rubbens en Van de Beek dat digitalisatiemogelijkheden in de ontwerpsoftware beter benut moeten worden; door zowel architecten als door sloopbedrijven. Want ook gebouwen met ‘natte knopen’ (een op de bouwplaats gestorte verbinding tussen twee betonnen onderdelen) hebben een toekomst in de circulaire economie. Helemaal wanneer een gebouw goed in kaart gebracht is, waardoor er meer mogelijkheden zijn tot hoogwaardig hergebruik van elementen. Ook in dit traject is een rol weggelegd voor architecten. Door hun verbindende rol kunnen ze andere partijen enthousiasmeren en esthetische kwaliteiten bewaken of toevoegen.
Leveranciers kunnen waarde verhogen
Maar ook leveranciers moeten bijdragen aan de circulaire economie leveren. Bijvoorbeeld door verwerkingsrichtlijnen en handleidingen beschikbaar te stellen en eventueel een verlengde garantie te verlenen bij hergebruik. Ondanks dat 98 procent van de sloopmaterialen wordt gerecycled, zou de waarde van materialen en elementen enorm stijgen wanneer alle gegevens voorhanden zijn.
Toegankelijkheid bepaalt de restwaarde
De ervaringen die ingebracht werden tijdens de meeting in Amsterdam, benadrukten hoe belangrijk het is dat er meer samengewerkt wordt. Én dat het milieu de grote winnaar is als sloopaannemers en architecten kennis nemen van elkaars expertise. Met de huidige MPG-eis (0,8) komen ontwerpers en aannemers er nog mee weg om virgin materialen te gebruiken, maar zodra de norm naar beneden wordt bijgesteld – en hergebruik de norm wordt – kunnen architecten en sloopbedrijven niet meer om elkaar heen. Daarom is het van belang dat zij nu al samen aan tafel zitten om gebouwen circular ready te maken. “Want de materiaalaard is ondergeschikt aan de toegankelijkheid van materialen. Het is namelijk de toegankelijkheid die de restwaarde bepaalt”, leerde Rubbens.